- Het besef/inleven in de andere
- omgaan met de andere/ relaties hanteren
- zelfbesef
- gevoel dat je hebt
- keuze maken
Welkom op mijn website! Ik ben Debby Aerts, sinds 2010 werk ik met kinderen. Eerst als kinderverzorgster en sinds 2012 als leerkracht in het basisonderwijs met een voorliefde voor kleuters. In 2012 richtte ik deze website op om al mijn ideeën met collega’s te kunnen delen.
Wanneer je kind van streek is, controleer dan je eigen energie! Als je energetisch vervormd of gestrest bent, zullen zij dat ook zijn. Neem even de tijd om te kalmeren of je te ontspannen en merk op hoe dit van invloed is hun energie. Tip: Doe een “Hook Up” wanneer je merkt dat je gestrest of boos bent op je kind. Je zult merken dat het je kind veel sneller tot bedaren brengt en je zult jezelf ook beter voelen!
Deze techniek zal meestal helpen een kind te ontspannen en te kalmeren wanneer het boos, bang of driftig is.
Het temmen van de Dinosaurus
Neem gewoon één hand tegelijk, kruis naar de andere kant van je hoofd en zwaai langs je nek, armen en van de vingers af. Vergeet niet om langzaam en diep in- en uit te adem te halen terwijl je je overtollige energie bevrijdt.
De Kalmerende Drievoudige Warmer is een andere krachtige manier om de overtollige energie van een kind te kalmeren. Als deze procedure één of twee keer per dag gedurende drie of vier weken herhaald wordt, kun je letterlijk het zenuwstelsel van een kind resetten in een rustiger modus.
Laat het kind een karateslag gebruiken met een affirmatie om het te helpen uit een negatieve of onwillige staat te komen. Energetisch is dit bekend als psychologisch omgekeerd. Wanneer iemand´s energie omgekeerd is, doen we letterlijk het tegenovergestelde van wat ons zou helpen, of we maken keuzes die ons belang saboteren.
Laat het kind tijdens het tikken, zijn eigen versie van het volgende opzeggen:
a. “Ook al ben ik op dit moment boos, ik ben een super kind!”
b. “Ik hou van mezelf en ik ben o.k., ook al heb ik dit probleem “(woede, verdriet, angst, boosheid, etc.)
c. “Ook al voel ik me nu een slecht kind; ik hou van mezelf en accepteer mezelf volledig!”
Laat je kind denken aan een plaats waar het zich rustig, vredig en ontspannen voelt. Deze veilige plek kan een echte of een denkbeeldige plek zijn. (Controleer of er geen negatieve herinneringen aan verbonden zijn.) De eerste keer dat je over de veilige plaats praat, helpt het als het kind ontspannen is en in een positieve gemoedstoestand verkeert.
Veilige Plaats met een Vlinder Omhelzing
Een andere manier om je kind te helpen ontspannen en spanningen of ongemakkelijke gedachten of gevoelens los te laten, is zijn positieve punten aan te raken op zijn voorhoofd. De reden dat het zo goed werkt is omdat het een neurovasculair punt is dat de bloedsomloop verbetert en helpt om de bloedstroom terug te brengen naar het denkende deel van de hersenen. Als je het effect nog krachtiger wilt maken, kun je het kind een hook up laten doen terwijl je deze punten aankraakt.
Positieve Punten Aanraken
Vergrendeling van de positieve energie van het hart is een andere manier om het zenuwstelsel te zuiveren van negatieve energie en positieve liefdevolle energie te verhogen.
“Lock In” van het Hart
Vertel je kind dat je het gaat leren hoe het de liefdevolle positieve gevoelens van zijn hart groter kan maken. Leg uit dat een “Hart Lock In” is als het openen van een deur in hun hart om zo meer zonneschijn en liefde binnen te laten.
Wanneer je kind behoefte aan een energetische verandering heeft, kan water zorgen voor een mooi rustgevend effect. Of het nu een zwembad is, een meer, een wastafel vol zeepsop, een ontspannend bubbelbad of een sprinkler op een hete middag, het zal zorgen voor een vrijlating van de negatieve energie uit hun lichaam. De release van negatieve energie kan verder bevorderd worden door 1/4 of 1/2 kopje Epsom zout aan hun badwater toe te voegen. Het reinigt de aura en helpt met de energetische verschuiving. Een paar druppels lavendelolie voegt ook een aangename geur aan het bad en kalmeert het centrale zenuwstelsel.
Ervoor zorgen dat je kind genoeg water heeft om te drinken is een andere manier om je kind te helpen emotioneel in evenwicht te blijven. (Frisdrank, sap en melk kunnen de behoefte aan water van het lichaam niet vervangen!) Water is een grote stress buster en helpt de hersenen efficiënter werken.
Kinderen zijn begiftigd met prachtige en creatieve verbeelding. Wanneer kinderen boos of opgewonden zijn, kan het nuttig voor ze zijn zich voor te stellen hoe hun persoonlijke beschermengel eruit ziet. Is deze mannelijk of vrouwelijk? Groot en machtig of klein, wendbaar en snel? Heeft hij een naam en een duidelijke persoonlijkheid? Is het iemand die ze kennen die al is overleden? Als ze een gelegenheid hebben gehad om hun beschermengel visualiseren, laat ze er dan een tekening van maken of vind iets dat hem kan vertegenwoordigen. Ik veranker graag het gevoel van veiligheid en bescherming in het kind door het een Vlinder Omhelzing te laten doen, terwijl het kijkt naar de afbeelding van zijn beschermengel die over hem waakt en hem beschermt. Ouders kunnen hun kind vertellen dat ze hun beschermengel kunnen oproepen wanneer ze hulp nodig hebben of zich veilig willen voelen. Sommige ouders willen dat het kind leert te bidden dat zijn engel hem helpt wanneer het hem/haar nodig heeft.
Het is vaak een stuk makkelijker gezegd dan gedaan om jonge kinderen te laten helpen in het huishouden: het kan een flinke klus zijn, om kinderen klusjes te laten doen. Maar er zijn goede redenen waarom je kinderen betrokken zouden moeten zijn in het huishouden. Hieronder bespreken we de inzichten van een aantal experts.
“Het is echt heel belangrijk: uit onderzoek blijkt dat kinderen die klusjes doen, essentiële levensvaardigheden opdoen. Het punt is dat ze leren hoe ze iets kunnen bijdragen aan hun gezin, hoe ze zelfvoorzienend worden in het dagelijkse leven voor als ze volwassenen zijn,” vertelt auteur en expert in de kinderzorg, Caroline Maguire. “Ik geloof in het soort burgerschap: je bent een lid van dit gezin en we helpen elkaar. Ik vraag je niet iets te doen dat ik zelf niet zou doen. Als mensen opgroeien en deel gaan uitmaken van een relatie – partner of huisgenoot – dan moet je rekening houden met anderen. Het is niet altijd genoeg om voor jezelf te zorgen. Dat is wat je leert van klusjes doen.”
Het hangt natuurlijk allemaal af van het kind en het gezin, maar Maguire adviseert dat je kinderen zo op hun derde of vierde voorstelt om ze te laten helpen, dus nog niet zozeer het idee van klusjes doen. “Begin door ze het idee te geven dat ze helpen: we gaan samen de was doen, wil jij op het knopje drukken? Wil je met me meelopen terwijl ik de vuilnis buiten zet?” zegt ze. “Het punt is om het idee van samenwerking op te bouwen.”
De volgende stap is om ze klusjes te laten doen die ze voor zichzelf doen: “Goede eerste klusjes hebben te maken met zelfzorg. Bijvoorbeeld, maak je bed op en doe je kleding in de wasmand,” vertelt Maguire. “Zo wordt iemand zelfvoorzienend.” Zodra ze dit onder de knie hebben, zijn ze klaar om dingen rond het huis te doen of die voor het hele gezin nuttig zijn.
“Werk samen met ze,” zegt Maguire. “Maak een lijstje van wat gedaan moet worden in het huis, vraag ze wat ze zelf leuk lijkt om te doen en begin daar mee. En als je meerdere kinderen hebt, laat dan ook zeker de kinderen samenwerken.”
Niet onbelangrijk: je kids aansporen deel uit te maken van je gezin en gemeenschap kan ze op de lange termijn ook gelukkiger maken. “We denken vaak dat je gelukkig wordt door je eigen leven te verrijken,” legt psycholoog Richard Ryan uit. “Maar het tegenovergestelde blijkt waar: je krijgt veel meer door te geven.”
Hieronder vind je een aantal voorbeelden van wat je je kinderen kunt laten doen. “Je kunt bijna overal wel een spel van maken: maak het een race, dans terwijl je het doet,” vertelt Maguire. “Zo leer je ze plaats te maken voor de dagelijkse taken.”
“Alles waarbij ze gewond kunnen raken of wat gevaarlijk lijkt, is natuurlijk te veel gevraagd,” zegt Maguire. “Vraag kinderen niet om iets te doen waar ze nog niet klaar voor zijn.” Dat verschilt dus nogal voor ieder gezin, maar als algemene regel: aarzel je ergens over, neem dat dan als teken dat je kind het beter nog niet kan doen.
Door klusjes leren kinderen om niet gratis mee te liften in het leven, maar om actieve deelnemers te worden. Stimuleer ze door ze erbij te betrekken, ze deel uit te maken van het gezin en ze voor zichzelf te laten zorgen.
Leuke dingen meemaken, positieve gevoelens ervaren, genieten … : het doet ons allemaal heel erg deugd.
Stel je nu eens voor dat je dat fijne moment en dat heerlijke gevoel éxtra hard voelt en beleeft?! En dan nog eens zonder dat je er vreemde middelen voor nodig hebt, maar enkel je bewustzijn.
Door goede gevoelens te koesteren, zet je de ervaring en bijbehorende positieve gevoelens extra in de verf. Hierdoor worden ze waardevoller, grootser en echter, waardoor ze beschermen tegen negatieve gevolgen van bijvoorbeeld stress.
Jij en je leerlingen kunnen dat (leren) doen door een beleving bewust op te merken, die als het ware te proeven of er een mentaal snapshot van te nemen. Zo leggen jullie het écht vast op de gevoelige plaat (doordenkertje).
Koesteren betekent dus: bewust stilstaan bij het moment en de beleving, het vastgrijpen in plaats van het door je vingers laten glippen.
Racepiloten rijden zo snel dat ze de omgeving nauwelijks opmerken. Er is simpelweg geen tijd voor. Wandelaars daarentegen hebben die tijd wel. Ze kunnen zelfs even stilstaan en de zaken rustig bekijken. Koesteren staat dus gelijk aan vertragen: druk op de rem, stap uit de racewagen en sta stil.
Een oefening in vertraging
Een alternatieve oefening kan bijvoorbeeld zijn: een sprintje trekken vs. rustig wandelen.
Koesteren vraagt om bewuste aandacht in plaats van leven op de automatische piloot. Leer dus om écht aandacht te hebben voor de beleving en het gevoel.
Een aandachtige oefening
Zonder bewuste aandacht vangen we maar de helft van het verhaal op, proeven nootjes naar nootjes (en meer niet) en beleven we niet écht.
Zintuigen vormen de link met de buitenwereld, zorgen dat de zaken kunnen binnenkomen. Door ze actief te gebruiken, maak je koesteren mogelijk.
Een oefening in zien, voelen, proeven, ruiken …
Door bewust je zintuigen te gebruiken, krijg je veel meer informatie binnen en beleef je de zaken sterker. Of dat nu over een druif, een nootje of een fijne ervaring gaat.
Ervaringen en de fijne gevoelens die daarmee gepaard kunnen gaan, zijn soms snel voorbij. Een mooie zonsondergang? Wanneer de zon onder is, is het gedaan. Fijn aan het schommelen? Je springt eraf - en ook dit momentje is gedaan. Door de technieken uit de bovenstaande puntjes toe te passen, zorg je ervoor dat je het moment zélf al met volle aandacht en zintuigen beleeft. Door er nu nog in te blijven hangen, zorg je ervoor dat het gevoel duurzamer en dus minder vluchtig wordt.
Een oefening in verduurzaming
Een leuk moment in de klas? Net terug van een fijne uitstap? Een opdracht achter de rug waarbij je leerlingen in de flow zaten? Een fijne speeltijd …? Geef je leerlingen de kans om het gevoel dat hiermee gepaard ging vast te houden:
Door over een fijne gebeurtenis na te denken, erover te vertellen, het te delen … maak je ‘t meer echt. Geef je leerlingen de kans om dit te doen door:
We doen vaak alsof hoogsensitiviteit een uitzondering is, maar in werkelijkheid komt het heel veel voor. Naar schatting is zo’n 30 procent van de mensen hoogsensitief. Als je kinderen hebt, is de kans dus best groot dat je er eentje of meerdere hebt die hooggevoelig zijn.
Hoogsensitieve kinderen (HSK) zijn zeer gevoelig voor hun omgeving. Alles komt bij ze binnen. De Amerikaanse psycholoog en auteur Elaine N. Aron introduceerde de term ‘hooggevoelig persoon’ (HSP) in 1996. Zij schreef meerdere boeken over hoogsensitiviteit en somt in ‘Het hoog sensitieve kind’ verschillende kenmerken van hooggevoelige kinderen op, zoals een scherp gevoel voor humor, perfectionisme, diepzinnigheid, oog voor detail, een afkeer van grote veranderingen en veel vragen stellen.
Omgaan met hoogsensitieve kinderen is niet altijd makkelijk. Omdat een hooggevoelig kind zoveel en zo intens voelt, reageert hij of zij doorgaans emotioneler en raken ze ook sneller overprikkeld. Als ouder kan dat best een uitdaging zijn, vooral als je zelf van nature minder gevoelig bent en je niet altijd in de belevingswereld van je kind kunt verplaatsen.
Hier begint het eigenlijk allemaal mee: accepteer dat je kind gevoeliger is dan de meeste van zijn of haar leeftijdsgenootjes en broertjes of zusjes. Hoe krampachtig je ook probeert om je kind te veranderen, dat gaat je niet lukken. Het levert alleen maar frustratie en verdriet op. Voor jou én je kind.
Als je spruit in ontroostbaar huilen uitbarst om iets wat jij een kleinigheid vindt, zich terugtrekt in zichzelf of weigert die kriebelige trui nog aan te trekken, is het logisch dat je soms even niet meer weet wat te doen en sensitiviteit als een last beschouwt. Maar toch: probeer om sensitiviteit als een gave te zien. Die gevoeligheid zorgt er namelijk ook voor dat veel hoogsensitieve kinderen uitzonderlijk creatief zijn, vol originele ideeën zitten en op een bijzondere manier naar de wereld om hun heen kijken.
Als je op school de hele dag gebombardeerd bent door invloeden waar je geen controle over hebt, is een plekje waar je je veilig voelt, kunt bijkomen en opladen geen overbodige luxe. Zorg dat er thuis een ruimte is waar je kind op zijn of haar manier tot rust kan komen. Is je kind al wat ouder, dan kun je zo’n plek het beste samen inrichten. Waar je kind behoefte aan heeft, is heel persoonlijk. De een ontspant met boeken en een noise cancelling koptelefoon, de ander trekt zich liever terug met een stel knuffels of een kleurboek.
Discipline, structuur en duidelijke regels zijn belangrijk. Maar in plaats van je wil op te leggen, kun je bij een hoogsensitief kind beter een soort partnerschap aangaan. Als bepaalde situaties en omstandigheden (te) heftig zijn voor je kind, ontdek dan samen manieren om ze te vermijden of er op een constructieve manier mee om te gaan. Veel kinderen hebben bijvoorbeeld baat bij mindfulness of ademhalingsoefeningen.
Hooggevoelige kinderen zijn snel overprikkeld, bang of kunnen meer stress dan leeftijdsgenootjes hebben.
Het eerste voorbeeld is een gesprek over de vraag wat er allemaal binnenstebuiten kan. Hier dachten tien kinderen uit 1 en 2 de kk met behulp van Praatplaatjes over na. Dit is een werkvorm waarbij de leerkracht steeds een plaatje laat zien waarover nagedacht kan worden. Op het eerste plaatje dat de gespreksleider liet zien, staat een kindje dat niet helemaal goed is aangekleed. Hierbij werd deze vraag gesteld: ‘Kunnen kleren binnenstebuiten?’.
‘Kleren kunnen gewoon binnenstebuiten.’
‘Het is helemaal niet erg als je kleren binnenstebuiten zitten, want je hebt dan nog steeds kleren aan.’
‘Ja, je hoeft niet bloot naar school, dus…’
‘En ik weet ook waarom dat niet erg is want je kan er gewoon je hand doorsteken en dan is het weer goed.’
Leerkracht: ‘En wat is dan belangrijker? De binnen- of de buitenkant?’
‘Zonder buitenkant krijg je het koud.’
‘Als je de binnenkant wil zien moet je er vaak eerst een stuk vanaf snijden.’
‘De binnenkant is belangrijk daar zit al je bloed en energie.’
‘Van slaap krijg je toch energie.’
‘Nee, van eten en drinken.’
‘Een hond kan niet binnenstebuiten.’
‘Jawel, als je hem uit elkaar haalt.’
‘Dat kan niet met een hond, hoor, dan gaat ie dood.’
‘De binnenkant is belangrijker omdat daar zijn botten zitten omdat hij anders in elkaar zakt.’
‘Ja, maar de buitenkant is mooi want van binnen zie je alleen skeletten.’
‘Een tas kan binnenstebuiten.’
‘Dan is ie niet meer zo mooi.’
‘De buitenkant is meestal mooier.’
Het gesprek verloopt weliswaar heel associatief maar als je goed leest, is er wel vooruitgang in het denkproces.
De rol van de leerkracht hierbij is vooral faciliterend. Hij moet een open, vrije denksfeer creëren. Dit doet hij door al zijn kennis even helemaal los te laten en vanuit verwondering het gesprek te leiden. Dit wordt de Socratische houding genoemd. Vanuit deze houding stel je vragen aan de kinderen. Ongewone vragen werken vaak heel goed. Tenminste, ze zijn ongewoon voor een volwassene. Een kleuter gaat gewoon nadenken. Bijvoorbeeld over de vraag: ‘Kan een kist binnenstebuiten?’
‘Dan moet je hem gewoon uit elkaar halen want het zijn allemaal losse deeltjes aan elkaar gemaakt.’
‘Dat kan anders ook heus wel met een zaag.’
‘Maar niet met een school want die kun je niet losmaken.’
‘De binnenkant van de school is belangrijker want daar kun je alles leren.’
‘De buitenkant is belangrijker, want het speelplein is het belangrijkste.’
‘Nee hoor, de binnenkant want anders moet je de hele dag buiten werken en als het regent dan word je nat.’
Het kan bij zo’n gesprek dus behoorlijk van de hak op de tak gaan maar toch staan tussen al deze associaties zinnige redenaties en worden ook andere filosofische vaardigheden zichtbaar.
Een andere reden waarom sommige mensen filosoferen als niet geschikt voor kinderen afdoen is het idee dat jonge kinderen niet abstract kunnen denken. Dit idee is vaak gebaseerd op invloedrijke ontwikkelingsmodellen zoals die van Piaget. Hij stelde dat kinderen pas vanaf 11 jaar, als de formeel operationele fase aanbreekt, abstracte concepten kunnen begrijpen en logica kunnen gebruiken.
Ook het onderstaande gespreksfragment van slechts zeven regels laat zien dat jonge kinderen abstract kunnen denken.
‘De aarde heeft een heel lelijke binnenkant. Dat is allemaal vuur.’
‘Een trap heeft geen binnenkant.’
‘Melk ook niet.’
‘En papier.’
‘Slingers!’
‘Alles heeft wel een buitenkant.’
‘Dus dan is die belangrijker.’
De binnenkant van een kledingstuk is voor een jong kind goed voor te stellen. Dat is heel concreet. Kleren zitten vaak binnenstebuiten. Maar vervolgens bedenken wat er geen binnenkant heeft vraagt abstracte denkkracht. Het kind moet dan eerst de genoemde voorwerpen zoals de slingers, papier en melk in zijn hoofd voor zich zien en ‘ontleden’ om tot de conclusie te komen dat het geen binnenkant heeft.
Bij abstract denken gaat het om voorstellingen die je van bepaalde zaken kunt maken. Zaken die je niet kan zien, voelen of met andere zintuigen waar kan nemen. Je hebt er dus naast cognitieve denkvaardigheden ook verbeeldingskracht voor nodig. Kleuters hebben veel fantasie, hun verbeeldingskracht is sterk.
In het denken van kleuters speelt fantasie inderdaad een grote rol. Maar dit helpt dus om verschillende mogelijkheden en antwoorden te kunnen verzinnen bij een filosofische vraag.
Bovendien kun je ook binnen een fantasie logisch nadenken. Iets hoeft niet in de werkelijkheid te bestaan om logische redenaties te maken. De volgende redenering klopt bijvoorbeeld qua logica, al is de inhoud onzin: Alleen honden kunnen vliegen – Hector vliegt – dus Hector is een hond. Daar is geen speld tussen te krijgen. Kinderen zijn heel goed in dit soort redenaties omdat ze zich als het ware vrij en thuis voelen binnen een fantasie. Ze vinden dit daardoor ook heel leuk.
Een gesprek beginnen met een ‘fantasievraag’ is daarom een goede voorbereiding op het serieuzere filosoferen over de werkelijkheid. Fantasievragen kun je samenstellen door willekeurig hulpwerkwoorden, zelfstandig naamwoorden en werkwoorden te combineren. (Uit: Socrates op de speelplaats en Filosoferen doe je zo) Dit kan bijvoorbeeld met het draaikastje de Denkdraaier en het bordspel Denkdobbelen. (Meer informatie op de gelijknamige websites.)
Zie bijvoorbeeld deze twee redenaties bij een ‘fantasievraag’:
‘Nee, want ze hebben geen handen en voeten.’
Q Heb je voor alle spelletjes handen en voeten nodig? Bijvoorbeeld voor ‘ik zie, ik zie wat jij niet ziet?’
‘Nee, maar daar heb je wel ogen voor nodig.’
Q Zijn er spelletjes waar je niks voor nodig hebt?
‘Jawel! Voor wie kan het langste stil liggen!’
‘Ja, dat is inderdaad een spelletje dat aardappels kunnen spelen!’
‘Ja, want als je een playmobilschool op een trampoline laat vallen dan springt hij omhoog.’
‘Een school vissen kan ook springen.’
Q En de school waarin wij nu zitten?
‘Nee, dat denk ik niet.’
‘Misschien als er een aardbeving komt?’
Fantasievragen zijn dus een goede oefening in redeneren. Juist omdat je aan kennis niets meer hebt, moet je gaan nadenken. Dit doe je samen in een dialoog. Door wat je al weet te combineren met de bijdrage van anderen kom je op nieuwe gedachtes. Filosoferen is bouwen op elkaars ideeën en dat is wat de kinderen doen. Door elkaar komen ze steeds weer op wat nieuws. Dit lukt beter naarmate de kinderen de spelregels van een filosofisch gesprek beter door hebben. Dan weten ze wat er gaat gebeuren en kunnen ze zich concentreren op de inhoud. Gebruik daarom altijd dezelfde spelregels in je gesprekken.
Fase 4 en 5 mogen elkaar afwisselen, dit soort loopjes vinden soms meerdere keren achter elkaar plaats.
Ter verduidelijking bekijken we de spelregels aan de hand van een voorbeeldgesprek over de vraag of we licht en/of donker echt nodig hebben.
De gordijnen zijn dicht en het is donker in de klas met kleuters. Ze luisteren naar het verhaal ‘Gekke maan’ over Anna en de zon en de maan uit de filosofische denkbundel ‘Kan niet bestaat niet’. Er is alleen een beetje licht van een zaklamp die de letters in het boek leesbaar maakt. De kinderen gniffelen om Anna die midden in de nacht opstaat omdat de zon schijnt. Haar moeder heeft haar namelijk geleerd dat de maan zelf geen licht geeft. Het is de zon die op de maan schijnt. En als de zon schijnt mag Anna opstaan. Vandaar…
Na het voorlezen gaat de zaklamp uit en wordt er nagepraat over het verhaal. Waarom slapen we bijvoorbeeld ’s nachts en niet overdag?
‘Van donker kun je beter slapen.’
Zijn er nog meer dingen die in het donker juist heel goed gaan?
‘Slaapwandelen.’
‘Botsen en vallen.’
‘Niet goed werken.’
Inderdaad, dat gaat stukken beter in het donker. Stel nou dat het altijd donker zou zijn, hoe zou dat zijn?
‘Dan moet je altijd slapen.’
‘Dan overleven we dat niet. Want dan eet en drink je niets meer omdat je altijd slaapt.’
‘Ik denk dat je wel wakker wordt, hoor, en dan opstaat.’
‘Dan moet je eerst wennen aan het donker.’
‘Misschien hoef je helemaal niet te wennen want in de buik is het donker. En dan kom je uit de buik op de wereld en daar is het dan ook donker.’
‘Dan vind je dat normaal, dan word je een soort uil.’
‘Dan moeten je pupillen groter worden.’
Zou er ook iets een probleem worden?
‘Er zou snel een stroomstoring komen omdat we heel veel stroom gebruiken als we wel licht willen hebben.’
‘Je kan nooit je zomerkleren aan doen.’
‘Dat is slim bedacht, want zonder zon wordt het inderdaad een stuk kouder op aarde. En als het nou altijd licht zou zijn?’
Over deze vraag wordt ook een tijdje nagedacht. De gespreksleider vat aan het eind samen wat er zoal gezegd is. Bijvoorbeeld: ‘Jullie hebben bedacht dat het ook niet handig is als het altijd licht is omdat we dan heel moe worden omdat we niet goed kunnen slapen en ook dat we blind worden van al dat licht.’
Tenslotte vraagt de gespreksleider of de kinderen deze les iets nieuws hebben geleerd. Een meisje antwoordt lachend: ‘Ja, dat je hersenen een beetje in slaap vallen in het donker.’
De kinderen gaan een schaduwspel maken. Laat de kinderen dieren op karton tekenen. Knip deze uit en plak deze op een satéprikker. Nu kunnen de kinderen zelf een schaduwtheaterspel bedenken in kleine groepjes en vervolgens aan elkaar laten zien.
Maak hiervoor van een bananendoos een schaduwspeltheater door achter het gat in de bodem van de doos schetspapier te plakken. Zoek er een lamp bij, bijvoorbeeld een bureaulamp, om het papier vanaf de achterkant te kunnen beschijnen. Waarschijnlijk heb je ook een verlengsnoer nodig.